wentelteefjes

Flipping bitches

Ik hou van wentelteefjes. Zo’n heerlijk draaibaar hondenvrouwtje, lichtbruin gebakken, glanzend van de boter en bestrooid met suiker en kaneel. Ook de veganistische variant van deze roterende blaffer met plantaardige boter en amandel- of havermelk gaat er goed in. En dat vinden ze overal ter wereld: van Turkije (yumurtalı ekmek, lett. ‘eierbrood’) en Madagascar (Makasôka) tot India (Bombay toast) en Hongkong (sāidōsí, lett. ‘westerse toast’) eten mensen oud brood opgeleukt met melk, ei, boter of olie.

Ik denk dat je wentelteefjes daarmee best in het rijtje van essentiële uitvindingen van de mensheid mag scharen, ergens tussen het wiel en die apparaatjes die piepen als je je sleutel kwijt bent in. Maar het is een gek woord: ‘wentelteefje’. Waar komt het vandaan? Wat is de geschiedenis en etymologie van het wentelteefje?

Oude smulpapen

In vet gebakken brood was al in het Romeinse Rijk bekend. Het staat simpelweg als ‘een andere zoetigheid (‘aliter dulcia’) in het enige kookboek dat we uit deze tijd hebben: De re coquinaria [Over de kookkunst]. Dit kookboek wordt toegeschreven aan Marcus Gavius Apicius, die leefde ten tijde van keizer Tiberius (r. 14-37 n.C.), hoewel een deel van de recepten uit een latere periode stamt. Apicius staat bekend als een enorme ‘smulpaap’, die zijn hele fortuin uitgaf aan extravagante feesten en uitgebreide diners. Toen het geld op was, pleegde hij zelfmoord. Hij wist in ieder geval wat lekker was, want hij had een recept voor wentelteefjes:

Siligineos rasos frangis, et buccellas maiores facies. In lacte infundis, frigis et in oleo, mel superfundis et inferes

Breek het tarwebrood ontdaan van de korst* en maak grote stukken. Doop ze in melk, bak in olie, overgiet met honing en serveer.

Dat klinkt toch heel bekend in de oren!

*‘Siligineos rasos’ betekent letterlijk ‘geschoren tarwe’. Ik dacht eerst dat dit ging om het scheiden van het kaf van het koren. Omdat de tarwe in grote stukken moet worden gebroken, ga ik ervan uit dat ‘siligineos’ voor het gehele brood staat en ‘rasos’ slaat op het verwijderen van de korst.

Snit denne aht Snitten

Na de Romeinse tijd is het duizend jaar wachten voordat wentelteefjes terug in het schrift komen. In de 14e eeuw bevat het Buch von guter Speise [Het boek van goed eten – goeie titel] een recept voor ‘arme Ritter’ dat klinkt als volgt:

Snit denne aht Snitten arme Ritter und backe die in smalze Niht zu trüge.

Het is summier en volstrekt onbegrijpelijk, maar het is iets. Hoe weten we dat dit over wentelteefjes gaat? Het gerecht heet in het Duits nog steeds ‘arme Ritter’, net als in het Deens en Noors (‘arme riddere’) en het Fins (‘köyhät ritarit’). Het Duits is overigens de koning van de variaties op het wentelteefje wat taalvondsten betreft. De ‘arme Ritter’ staat ook wel bekend als rostige ritter, semmelschnitten, semmelnudeln, semmelschmarrn, weckzämmädä, kartäuserklöße, weckschnitten, gebackener weck, bavesen, profesen, blinder fisch of, op zijn Zwitsers, fotzelschnitten.

Lees verder onder de afbeelding.

wentelteefjes gesneden met suiker en kaneel

Welgesteld armeluisvoedsel

De arme ridder lijkt de meest wijd verspreide term voor het gerecht. Waarom? Verschillende theorieën suggereren dat een wentelteefje typisch het maal was dat een van wal geraakte edelman zich kon veroorloven. In financieel moeilijk tijden was het zonde om oud brood weg te gooien – en mogelijk zelfs een religieuze zonde, als je het brood als het lichaam van Christus ziet. Om het oude brood nog enige smaak en luxe te geven, doopte de ridder het in eiermelk en bakte het in boter.

Ook in het Frans wordt een wentelteefje bestempeld als armeluisvoedsel. Zij noemen het een ‘pain perdu’, een ‘verloren brood’, en zo wordt het wentelteefje dan ook genoemd in Vlaanderen. Sommigen trekken de lijn door en noemen wentelteefjes daarom een uitkomst voor arme boeren in tijden van hongersnood, maar dat lijkt me sterk. Als er hongersnood heerst, zijn ook melk, boter en eieren schaarse en luxe producten. Om die te verzamelen moet je toch minstens een ridder zijn.

The teefles have turned

De Engelsen leggen een concretere claim op de herkomst van die arme ridder. ‘Poor knights’, zoals wentelteefjes soms worden genoemd, zou verwijzen naar de Knights of Windsor. Deze ridders liepen een harde nederlaag op tegen de Fransen bij Crécy tijdens de Honderdjarige Oorlog. Ze werden gevangen genomen en om zichzelf vrij te kopen moesten ze hun landerijen verkopen. Als edelen zonder grond keerden ze met hangende pootjes terug naar Engeland, waar ze als veredelde klusjesmannen terecht kwamen op het kasteel van Windsor. Ze werden ook wel de ‘aalmoesridders’ genoemd. Ze vochten als huurlingen mee in het Engelse leger en als ze niet vochten dan baden ze voor de monarch. En ze aten wentelteefjes, natuurlijk.

Lees verder onder de afbeelding.

kasteel van windsor en pan met wentelteefjes

Teefjos de Dios

Ik weet het. Ik heb me eigenlijk al veel te lang vergaloppeert aan hoofse liefde voor die verdraaide boterham. Toch wil ik nog één uitstapje maken voordat ik terugkeer naar het Hollandse wentelteefje. We zakken af naar het Iberisch Schiereiland. Ik noemde al even de religieuze inslag die het wentelteefje kan hebben als het hemelse lichaam van Christus. In katholiek gebied kom je daar niet meer omheen. In Portugal en Brazilië zijn ‘rabanadas’ een traditioneel kerstdessert. In Spanje worden ‘torrijas’ typisch gegeten tijdens de Vastentijd en Goede Week, maar ook hier is kerst niet ver weg. Al in 1496 schreef Juan del Encina een kerstlied waarin wentelteefjes een hoofdrol spelen:

No piense que vamos, / su madre graciosa, / sin que le ofrezcamos / mas alguna cosa, / que es de gran valor, / madre del redentor. / En cantares nuevos / gocen sus orejas, / miel y muchos huevos / para hacer torrejas, / aunque sin dolor/ parió al Redentor

Denk niet dat wij gaan, / naar Zijn gracieuze moeder, / zonder dat wij iets aanbieden / nog iets anders / dat van grote waarde is, / aan de moeder van de Verlosser. / In nieuwe liederen / verheugen zij hun oren, / honing en veel eieren / om torrejas te maken, / hoewel zij zonder pijn / beviel van de Verlosser)

Het was in deze tijd in Spanje gebruikelijk om vrouwen na een bevalling de ingrediënten voor torrijas te geven, vooral bij een zware bevalling. Maria heeft geluk. Ze heeft een soepele bevalling én mag genieten van ‘de grootste daden van God’ (Magnalia Dei), zoals de Duitse Valerius Herberger het gerecht 100 jaar later nog steeds beschreef.

Gebak-ken hond

En dan eindelijk de Nederlandse draaireu. Het wentelteefje wordt voor het eerst aangetroffen in het gedicht Boersche Eyer-Clacht uit 1623. In dit humoristisch gedicht is een boer uitgegleden, waarbij zijn mand met eieren is gevallen. Hij probeert te redden wat er te redden valt, gooit de eieren in zijn muts en denkt:

Ey, waer ick t’huys alleen, ick backte wentel-teven Van suyckert witte broot, en buttersmeerigh vet.

De boer klaagt nog vele regels door. Die lekkere wentelteefjes kan hij wel uit zijn hoofd zetten.

Wat de schrijfwijze ‘wentel-teven’ wel duidelijk maakt is de tweeledigheid van het woord. ‘Wentelen’, het iteratief (herhalende actie) van ‘wenden’, brengt nog steeds de meest voor de hand liggende oorsprong naar boven. Iedereen die achter zijn pannetje de ene na de andere kant van het brood bruin bakt, heeft weleens gedacht: ‘Ik wentel ’t eventjes.’ Dat de naam daarvandaan zou komen, is echter een modern sprookje.

Oude woordenboeken verwijzen ons voor ‘teef’ door naar een Dordrechts gebak: de teef. Wat voor gebak het is geweest, dat weten we niet. En waarschijnlijk wisten we dat al vrij snel niet meer. Want de variaties die door Nederland circuleren gaan uit van de vrouwelijke hond. ‘Draaireuen’ en ‘gebraden hondsvotjes’ zijn het gebak al vergeten.

La teef de wentel

Je schijnt een wentelteefje ook overdrachtelijk te kunnen gebruiken voor iemand die er smakelijk uitziet. Ik zou er persoonlijk mijn vingers niet aan branden, hoewel ik ‘mijn lieve croûte dorée’ (Zwitsers) wel zou kunnen waarderen. Maar dat is vast omdat het Frans is – in de taal van de liefde klinkt alles mooi.

Dat vinden de Amerikanen ook. Zij noemen het wentelteefje een ‘french toast’, net als ‘french fries’ en een ‘french press’ helemaal geen Franse uitvinding. In die eerste twee gevallen was ‘french’ mogelijk een verbastering van het oud-Ierse ‘to french’, wat frituren zou betekenen. Maar waarschijnlijk klonk ‘french toast’ gewoon chique. Alles heeft toch meer allure als het uit Frankrijk komt.

Lees verder onder de afbeelding.

franse wentelteefjes french toast met snorren en stokbrood bij de eiffeltoren

Apoteefose

Overal waar brood wordt gegeten, wordt genoten van wentelteefjes. Al twee millennia, ongeveer vanaf het moment dat een ander godsgeschenk op aarde neerdaalde. Toeval? Of moeten we de leer bijstellen? Staat een wentelteefje voor het lichaam van Christus of is Christus de personificatie van het wentelteefje: goddelijk, gebruind, en verspreider van zoete liefde? Het christendom was van oorsprong een armeluisreligie. En was het niet de heilige Laurentius die, toen hij door de Romeinen werd geroosterd, zei: ‘Aan een kant ben ik gaar; wentel me maar om en eet me dan op’?

Hoe dan ook, ik ga nog vaak van die kerende keffers genieten. Want als ik wakker wordt met de geur van flipping bitches, ben ik de ridder te rijk.